Kiezen, ik ben er goed in.
Wanneer ik voor de toonbank
sta in een speciaalzaak,
maak ik mijn keuze in no-time: Ik kies álles.
Ook muziekkeuzes gaan me gemakkelijk af. Mijn smaak is heel divers. Dus welk genre ik ook kies en naar wiens stem ik ook luister, ik word er blij of het ontroert me.
Verder ben ik nogal merkvast wat betreft kapper, kleding en parfum. Kiezen is dan ook een peulenschil.
Ooit viel mijn keuze op Ingrid van De Kapperij; alleen zij en haar medewerkers mogen mijn kapsel fatsoeneren.
En neem nou mijn autogarage Ursem in Zwaag. Jaren geleden viel ik als een motorblok voor de monteur eh oh nee, voor de service van het bedrijf. Sindsdien blijf ik er terugkomen. Mijn keuze is wel duidelijk.
In de eerste klas van de basisschool, weet ik het al: later als ik groot ben, word ik schrijfster.
Maar in mijn twenties, kom ik uit de koelkast en besluit om toch maar kok te worden. De keuze tussen taal en koken is knap lastig. Wat een mazzel, al gauw kom ik erachter dat ik beide kan combineren. Ik hoef dus helemaal niet te kiezen.
Echter, zo eens in de paar jaar moet ik een wel heel lastige keuze maken: op wie ga ik stemmen?
De Coronacommotie maakt het deze keer extra moeilijk.
Alle stem-en kieswijzers ten spijt, uiteindelijk moet ik zelf een stukje van die rode stip aan de Nederlandse horizon inkleuren.
Op een mooie winterdag in december heb het genoegen om onze minister-president te mogen ontmoeten. Zijn sympathieke houding doet mij wankelen.
Want ook al heeft zijn partij niet mijn kleur, ik vind dat hij toch echt wel zijn mannetje staat.
Mijn stempas leunt prominent op de eettafel tegen een fles wijn die Mark ook vast wel weet te waarderen.
Tijdens het verorberen van een copieus maal, hebben mijn eetgenoot en ik het er maar weer eens over:
Wie gaat het deze keer worden?
Maar op wie of welke partij we ook gaan stemmen. Wij eten er geen boterham minder om.
We hebben goed hier in Nederland. Ik stem me gelukkig.