Ik heb jarenlang gedacht dat ik niet om feestdagen geef. Kerst, Pasen, Pinksteren, I don’t care long hair.
Dat komt natuurlijk doordat ik vanwege horecawerktijden nooit vrij ben.
In het weekend, met de feestdagen en vaak op verjaardagen, ik werk altijd, althans, zo lijkt het.
Ik kan me de 4de verjaardag, toevallig op eerste paasdag, van onze lentedochter nog levendig herinneren. Die vieren we ’s ochtends vroeg eventjes snel in de tuin van mijn moeder. Een rondje eieren zoeken, taartje eten, kadootjes geven. We drukken het Jarige Jetje een goedbedoelde kus op haar chocoladesnuitje en laten haar achter bij oma. Kind van de rekening. Is ze wéér het haasje.
Kanttekening, het is uiteindelijk wel goed gekomen met haar hoor. Met dien verstande dat zij geen mallemoer om feestdagen geeft. Gek hè?
Ik overpeins de periode waarin ik wél uitbundig Pasen kan en mag vieren.
Het weekend ervoor rijden we met het hele gezin in onze tractororanje Daf naar Amsterdam om een nieuw outfitje te scoren zodat we op ons paasbest aan de ontbijttafel kunnen aanschuiven.
Mijn vader verstopt de paaseieren in de tuin. Vijf welgeteld. En elke keer als een van zijn kinderen, (meestal mijn ambiteuze, competetieve broer)een eitje bij hem inlevert, legt hij dat op een andere plek neer, achter ons rug om.
En ik maar denken dat er wel vijftig stuks her en der liggen. Ik trap er jarenlang in…
Maar dan komt het uitgebreide ontbijt van mijn moeder. De vijf gekleurde eieren liggen onopvallend tussen de gekookte, gebakken en chocolade exemplaren. Naast de paasstol, tulband, croissantjes, broodjes en wat al niet meer. Er ligt eten voor een gezin van vijftien in plaats van vijf.
Aankomend paasweekend verzorgt mijn cheflief het paasontbijt. Ik mag straks op onze splinternieuwe bank neerploffen en toekijken hoe hij in onze bijna net zo nieuwe keuken het pérfecte eitje bereidt.
Ondertussen treft hij voorbereidingen voor een eggsclusief paasdis: haasbiefstuk met eiersaus.
En ik? Ik doe deze feestdagen he-le-maal niks. Kijk, dat noem ik nou eiNancipatie.